- avoir (meerkeuze)
- être (meerkeuze)
- avoir ou être? (invuloefening)
- werkwoorden op -er (gemengde invuloefening)
- venir (invuloefening)
- partir (meerkeuze)
- sortir (video)
- dormir (invuloefening)
- partir - sortir - dormir (invuloefening)
- devoir (invuloefening)
- pouvoir (invuloefening)
- savoir (meerkeuze)
- voir (meerkeuze)
- savoir ou devoir (invuloefening)
Alle woordkaartjes van C1 tot en met C4: Herhaling1.
- l'heure (sleep de klokken de naar het juiste uur)
Alle woordkaartjes van C5 tot en met C8: Herhaling2.
Alle woordkaartjes van C9 tot en met C12: Herhaling3.
Alle woordkaartjes van C13 tot en met C16: Herhaling4.
Tijdsaanduidingen:
hier = gisteren
aujourd'hui = vandaag
demain = morgen
maintenant = nu
la semaine dernière = vorige week
la semaine prochaine = volgende week
tout à l'heure = straks
...
Les jours et les mois de l'année (tempooefening).
Les jours de la semaine, les mois de l'année et les saisons (luister- en invuloefening).
L'alphabet français. Het alfabet.
Gevarieerde oefeningen.
Grammaire:
les pronoms personnels / persoonlijke voornaamwoorden:
je - tu - il - elle - on - nous - vous - ils - elles
- oefening 1 (meerkeuze - luisteren)
les adjectifs possessifs / bezittelijke voornaamwoorden:
mon - ma - mes / ton - ta - tes / son - sa - ses / notre - nos / votre - vos / leur - leurs
- oefening 1 (invuloefening)
- oefening 2 (invuloefening)
- oefening 3 (meerkeuze)
- oefening 4 (meerkeuze)
- oefening 5 (meerkeuze)
les adjectifs démonstratif / aanwijzend voornaamwoord:
ce - cet - cette - ces
- oefening 1 (meerkeuze - luisteren)
- oefening 2 (invullen - luisteren)
les adjectifs interrogatifs / vragende voornaamwoorden:
quel - quelle - quels - quelles
- oefening 1 (invuloefening)
la négation / de ontkenning:
ne ... pas / ne ... plus / ne ... rien / ne ... personne / ne ... jamais
- oefening 1 (zet de zinsdelen in de juiste volgorde)
- oefening 2 (zinnen aanvullen)
- oefening 3 (zinnen herschrijven)
- oefening 4 (zinsdelen in de juiste volgorde)
- oefening 5 (meerkeuze)
les adjectif / de bijvoeglijke naamwoorden:
- oefening 1 (aanvullen)
- oefening 2 (verbinden door te slepen)
- oefening 3 (meerkeuze)
le futur proche / de nabije toekomst:
- oefening 1 (verbind met de juiste tekening)
le passé composé / de verleden tijd:
- oefening 1 (herkennen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.